Het begon al weinig belovend: een beroerd en sfeerloos aangekleed restaurant met hoge prijzen. Maar het was al ‘s middags vier uur en we hadden nog geen lunch gehad. Dus rammelde iedereen van de trek. En onze Tibetaanse gids had ons nu eenmaal dit Chinese eethuis binnengeloodst dus was er weinig keus.
Toen kwam de ober, die ostentatief stond te paffen tijdens het opnemen van de bestellingen. Zodanig, dat Daniël uit Chili vroeg of hij zijn peuk bij hem uit de buurt wilde houden. Vanwege de (voor ons natuurlijk relatief) hoge prijzen, besloten twee van ons slechts een ‘potabo’-soep (bedoeld werd ‘potato’) te bestellen en twee de linzensoep. Het was koud in het restaurant (we zaten op zo’n vierduizend meter hoogte ten noorden van Lhasa) en we moesten zeker een halfuur wachten tot de vier kommen soep waren ingeschept.
De aardappelsoep kwam als eerste, een beetje waterig en aan de flauwe kant. Niets om over naar huis te schrijven. Maar toen de linzensoep arriveerde, kwam Daniël, met 24 jaar de jongste van ons tijdelijke reisclubje en een beetje Chinees beheersend, in opstand. Omdat hetgeen hem was opgediend geen linzensoep betrof, maar een al even waterige soep gemaakt van snijbonen. ,,Daar houd ik niet van”, zei hij stellig en bestelde alsnog de potabo-soep.
De Chinese serveerster keek verbaasd en begreep het niet. Ze liep weg, kwam terug met het menu en wees op de linzensoep, die Daniël en een derde reisgenoot beiden hadden besteld. ,,Maar dit zijn geen linzen”, probeerde Daniël in zijn beste Mandarijn de serveerster aan het verstand te peuteren. Zijn snijbonensoep stond intussen voor hem koud te worden.
Onze gids, die in een zaaltje apart met de chauffeur zat te eten, hoorde het (hilarische) tumult en kwam tussenbeide. Een extra complicatie was dat hij als Tibetaan gammel Chinees spreekt en dus de serveerster ook al geen uitsluitsel kon geven over het verschil tussen snijbonen en linzen. En terwijl hij samen met de serveerster in zijn woordenboekje naarstig op zoek ging naar het Chinese woord voor linze, ontbrandde zich aan tafel een diepgravende discussie over de vraag of linzen peulen zijn en dus ook verwant aan snijbonen of niet. En of daardoor mogelijk het misverstand was geschapen. Keith uit Engeland, die eieren voor zijn geld had gekozen en de hem voorgezette soep naar binnen begon te lepelen, haalde een snijboon boven het hete water en verklaarde plechtig: ,,Dit is beslist geen linze.”
Een derde ober kwam inmiddels met een aardappelsoep voor Daniël aangelopen. Deze werkte hem zwijgend naar binnen en liet de discussie verder voor wat zij was. Ervan uitgaande dat de foutieve Engelse vertaling op de menukaart de boosdoener was geweest van de algehele verwarring, rekenden we vier maal soep af, waarop de uitbater van de tent nog stampij begon te maken ook. Toen de gids hem de situatie had uitgelegd, bond hij in. Maar dit restaurant, zo concludeerden we unaniem met zijn vieren, was met voorsprong het slechtste dat we in China hadden meegemaakt.
Het voelde niet alleen als een belediging naar ons als toeristen, maar ook als een opgestoken middelvinger naar de Tibetanen, wier restaurants tot nu toe uitstekend waren geweest. Toen we even later weer in de auto naar Lhasa zaten, draaide de gids zich om naar ons op de achterbank en zei: ,,De serveerster vertelde dat er wel vaker buitenlanders waren geweest die linzensoep hadden besteld. En die hadden nooit geklaagd.” We keken hem glazig aan. Kennelijk weten ook veel buitenlanders niet wat linzen zijn.